Blog: Waar is Hendrik-Jan?

Gepubliceerd door Angelo Hessel op

Twaalf jaar ben ik, als je met een buurjongen ineens opduikt bij ons knikkerveldje in de straat. We zitten allebei in groep acht, maar op verschillende basisscholen. Je bent de eerste op wie ik verliefd word. Geen idee wat ik er mee moet, behalve hopen dat je weer eens met de buurjongen mee komt, zodat ik met je kan knikkeren.

Je bent beter dan ik. Aan het einde van de middag heb je al mijn knikkers. Je bent anders dan alle anderen met wie ik knikker. Want je geeft de gewonnen knikkers terug. En soms nog een paar extra ook. Jij speelt niet om de knikkers, jij speelt om het spel. Wat bijzonder is voor een twaalfjarige. Je bent ook een knappe jongen. Met je bruine haar en je mooie ogen en je altijd vriendelijke karakter. Je heet Hendrik-Jan maar je noemt jezelf Há-Jéé. Hendrik-Jan is denk ik niet stoer genoeg…
Een paar maanden later gaan we naar dezelfde middelbare school. We komen in andere brugklassen, maar hebben wel contact in pauzes en buiten schooltijd. We doen wat alle brugklassers doen. Wat rondhangen, de stad in, op de fiets naar het zwembad, blijven hangen en kletsen op het schoolplein na schooltijd.
Na de middelbare school hebben we geen contact meer, we komen elkaar niet meer tegen. Vaak vraag ik me af wat je bent gaan doen. Sommige mensen vergeet ik gewoon niet omdat ze een bijzonder plekje hebben.
En zo wordt het 2003. Ik werk dan twee jaar bij de politie. Op een avond zit ik voor de televisie en ineens hoor ik jouw naam en zie ik jouw foto. Nog steeds een mooie jongen. Maar je bent vermist. Jij? Vermist? Zo’n vrije, bijzondere jongen? Ik zit op de bank, maar heb het gevoel dat ik in een gat val als ik hoor over psychoses en dat je medicatie nodig hebt. Jij? Die leuke jongen die ooit zijn knikkers aan mij gaf? Wat is er met je gebeurd?
Een paar jaar later ga ik bij de forensische opsporing werken. Al snel begin ik daar met dna-afname van familieleden van langdurig vermisten. Mensen die al in de jaren tachtig en negentig vermist zijn geraakt en waarvan het dna van de familieleden in de dna-databank vermisten moet worden opgenomen.
Op de internetsite van vermisten kijk ik vaak naar de foto van je, hopend dat je er ineens niet meer tussen staat omdat je gevonden bent. Je bent buiten mijn werkgebied als vermist opgegeven. En daarom ga ik niet met je vermissing aan het werk. Niet actief in ieder geval.
Tot 2013. Ik sta op het punt om een lange reis te maken, maar krijg de vraag of ik nog even dna wil gaan afnemen in een vermissingszaak. Er is een gezichtsreconstructie gemaakt van een man die jaren geleden overleden is aangetroffen. En in die zaak is een naam genoemd. Jouw naam. Van je moeder moet dna afgenomen worden en omdat ze in mijn werkgebied woont, wordt aan mij gevraagd of ik het wil doen. Even twijfel ik. Wil ik echt naar je moeder? Maar de twijfel is snel weg. Ik ga zelf. Ik wil niet eens dat iemand anders gaat.

Uiteraard heb ik de foto’s van de gezichtsreconstructie gezien, maar ik heb geen seconde aan jou gedacht. Je lijkt er niet op, je bent het niet. Maar het dna van jouw familie moet wel in de dna-databank vermisten worden opgenomen. Want misschien ben je wel ergens anders dood aangetroffen en lig je ergens begraven zonder naam. Ik wil er niet aan denken, maar ben realistisch genoeg om te beseffen dat het waar kan zijn. Dus ik bel je moeder en ik kan meteen naar haar toe.
Ze woont allang niet meer in het huis in de binnenstad. Ik bel aan, legitimeer mij als zijnde politie. En ik zeg meteen dat ik je gekend heb. Ze is verbaasd. Maar ook blij dat ik je heb gekend. We drinken wat en ik vertel haar mijn herinneringen aan jou. En ik leg haar uit waarom ik nu bij haar op de bank zit. Wat een lieve vrouw. Ik laat haar de foto’s zien van de gezichtsreconstructie. Ook zij is ervan overtuigd dat jij het niet bent. Maar om daarover zekerheid te krijgen heb ik haar dna nodig. En ook om aan te tonen of uit te sluiten dat je ergens anders gevonden bent. Na het afnemen van het dna praten we nog wat na en dan ga ik weg.
Ik vertrek voor langere tijd naar Zuid-Amerika, maar zodra ik internet heb kijk ik op nieuwssites of er al iets bekend is. Maar dat gebeurt niet. Zelfs nu, drie jaar later, weten we niet wie de onbekende dode is. En we weten ook niet waar jij bent Há-Jéé.
Waar ben je toch? Waar ben je heen gegaan? Wat is er gebeurd? Alle knikkers in de wereld heb ik er voor over om jou te vinden. Je wordt gemist. Door je lieve familie. Door je vrienden.

Ik ben geen familie en geen vriend. Misschien weet je niet eens meer wie ik ben. Maar ik wil dat je terug komt. En niet alleen omdat ik bij de politie werk en dus zaken op moet lossen, maar ook omdat ik Henrieke ben. En nog heel goed weet wat voor bijzonder persoon je was.
En hopelijk nog steeds bent.
Ergens…

Bron: Forensisch onderzoeker Henrieke -13 mei 2020 

Foto: Pixabay.com

Categorieën: Groot Nieuws